De schrijver: hij schrijft zoals hij ademt en hij ademt zoals hij schrijft.
Met deze Russische uitdrukking opende journalist/schrijver Pieter Waterdrinker onlangs de VPRO avond waarin hij te gast was. Wat ermee wordt bedoeld? Ongeveer het volgende: het beste wat een schrijver kan overkomen is dat hij doordringt tot zijn eigen kern, zowel qua toon als qua thematiek.
Maar wat als de bron waaruit je put opdroogt? Als je niet meer weet waarom je eigenlijk schrijft? De Amerikaanse schrijfster Elizabeth Gilbert (van o.a. Eten, bidden, beminnen) schreef in haar column in Happinez hoe ‘beangstigend stuurloos’ zij zich voelde, toen ze merkte dat ze totaal geen passie meer voelde voor het boek waar ze al een tijdlang aan werkte. Op advies van een vriendin stortte zij zich op het tuinieren. Het had een louterend effect en na een half jaar kon ze weer verder met haar manuscript. Ik ken schrijvers die gaan wandelen, schilderen, of als postbode aan de slag gingen. De onlangs overleden Renate Dorrestein maakte haar crisis te gelde en schreef De Blokkade over haar ‘writersblok’. Zelf pakte ik weer een studie op: religiewetenschappen. Het gaf me een boost aan zelfvertrouwen. Ik merkte niet alleen dat mijn hersenen nog prima werken (iets trager misschien dan een kwart eeuw geleden), maar ook dat ik inspiratie haal uit de grote verhalen van de wereldreligies.
Mijn biecht
Een van de schrijvers die zijn crisis als geen ander in beeld bracht, was Lev Nikolajevitsj Tolstoj (1828-1910). De schepper van klassiekers als Anna Karenina en Oorlog en vrede was de vijftig gepasseerd, had alles – grote roem als schrijver, rijkdom was hem door zijn geboorte als graaf al toebedeeld – maar vroeg zich af wat de zin van het leven was. Hij voelde zich overbodig, nutteloos en onbegrepen. Zelfdoding leek hem de enige logische uitweg. Alleen begreep hij niet waarom hij dat dan toch niet deed en hij vroeg zich af wat het dan was dat hem aan het leven bond? Hij ging onder andere te rade bij de wetenschap, de filosofie, de Russische Orthodoxe kerk en bij het boeddhisme. Zijn zoektocht noteerde hij nauwgezet in Mijn biecht.
Op zijn negentiende was Tolstoj al met de oosterse leer in aanraking gekomen, toen hij een boeddhistische monnik ontmoette die herstellende was van een roofoverval. De monnik vertelde Tolstoj dat hij niet had teruggevochten omdat hij het boeddhistische principe van ahimsa, geweldloosheid aanhing. Daarmee maakte hij diepe indruk op de jonge graaf, die de rest van zijn leven interesse in deze leer zou houden.
Van pen naar zeis
Tijdens zijn crisis vindt Tolstoj zelfs bevestiging in de leer van Boeddha. Predikte die niet dat het leven lijden is? ‘Te leven met het besef dat lijden door ziekte, oude leeftijd of dood onvermijdelijk is, zou men zich moeten bevrijden van het leven,’ schrijft de getergde schrijver. ‘Ik wist niet wat ik wilde: ik was bang voor het leven, wilde het verlaten, maar ondertussen verwachtte ik er toch iets van.’
Tolstoj had in die tijd nog maar weinig bronnen over het boeddhisme tot zijn beschikking. Hij kon misschien niet weten dat zelfmoord in de opvatting van Boeddha geen optie is, omdat lijden nu eenmaal bij het leven hoort.
Uiteindelijk ruilde Tolstoj zijn pen in voor een zeis en ging hij met de boeren het land bewerken. Hij mat zich een uiterst sobere en eenvoudige levensstijl aan, maar voor de arbeiders op zijn landgoed was het niet meer dan een gril van de gefortuneerde landheer.
Voor Tolstoj niet: hij wilde de armoede niet alleen voor zichzelf, maar ook voor zijn naasten. Hij had de mond vol over naastenliefde, maar ontvluchtte op hoge leeftijd het huis om te ontkomen aan de ruzie met zijn vrouw en enkele van zijn kinderen – die er niet van gecharmeerd waren dat hij afstand had gedaan van zijn auteursrechten.
En de vogel die vliegt
En toch was het juist deze periode van wroeten in de aarde die de schrijver nieuwe inzichten bracht.
Twee jaar lang dacht hij dat de daden van het gewone volk er als enige toe deden, om er uiteindelijk achter te komen dat ieder mens en ieder dier zijn eigen taak te vervullen heeft, dat ‘de vogel bestaat om te vliegen.’
‘Wat moet de mens dan doen?’ zo vraagt hij zich af. ‘Hij moet het leven net zo gewinnen als dieren, met dit verschil, dat hij te gronde gaat wanneer hij het als eenling gewint, hij moet het niet voor zichzelf gewinnen, maar voor anderen. En als hij dat doet, dan weet ik zeker dat hij gelukkig is en zijn leven zinvol.’ En even verder vervolgt hij zijn stichtende woorden: ‘?Als ik niet doe wat van mij wordt verlangd, dan zal ik nooit en te nimmer begrijpen wat er van mij wordt verlangd, en al helemaal niet wat er van ons allen en van de gehele wereld wordt verlangd.’
Nog een inzicht: op het land zag hij ook dat de hardwerkende en diepgelovige landarbeiders een ‘rustige dood stierven, zonder angst en wanhoop’. ‘In onze kringen een zeer zeldzame uitzondering, ‘noteert Tolstoj, ‘terwijl een onrustige, opstandige en vreugdeloze dood juist een erg zeldzame uitzondering is bij het volk.’ Het leverde de wereldliteratuur de novelle De dood van Ivan Iljitsj op, en de familievete verwoordde hij in De Kreutzersonate.
Toegegeven, zijn grootste werken schreef hij voor zijn midlife crisis, maar hij keerde uiteindelijk toch terug naar de taak die voor hem op deze wereld was weggelegd: schrijven.
De citaten zijn afkomstig uit Mijn biecht van Lev Tolstoj, vertaling Arthur Langeveld met een nawoord van Patricia de Martelaere, uitgave van de erven J. Bijleveld, 2017 4e editie.
Op 11 september geef ik weer een workshop dat raakt aan dit thema: https://auteursbond.nl/agenda/event/11-september-hoe-schrijf-je-je-los/
Wil je mijn blogs blijven volgen? Schrijf je dan in op: http://christeljansen.nl/nieuwsbrief/
Recente reacties