Schrijven is voor mij een manier om je te uiten, maar misschien nog meer een middel om de wereld om me heen te begrijpen. Dat ontdekte ik al als kind, toen ik schriften volschreef met de mooiste fantasieverhalen. Ik had al snel door dat je mensen aan je kon binden door verhalen te vertellen. En dat is nog steeds zo, als ik op scholen langsga om voor te lezen of tijdens de workshops/lezingen voor volwassenen.
Voor mij is schrijven een zoektocht en daarmee hoop ik mijn lezers te inspireren: door op pad te gaan en stappen te zetten,- niet alleen in je verhalen maar ook in de realiteit -, kun je de dingen net wat anders doen.
Vooral ben ik geboeid door levens- en familieverhalen, waarin duidelijk wordt hoe jeugdtrauma’s doorwerken in de rest van je leven. Maar ook hoe je daar een grote kracht uit kunt putten.
Als zus van een dove broer weet ik wat het is om niet gehoord te worden. Ik begreep al snel mijn positie in het gezin en waarom de aandacht van mijn ouders vooral naar mijn dove broer uitging. Goed luisteren en observeren werden een tweede natuur.
In 1992 debuteerde ik met Aardappels met stokjes, vluchtelingkinderen vertellen, waargebeurde verhalen voor kinderen. Onder de naam Christel van Bourgondië (een oude familienaam) schreef ik een reeks van jeugdromans. De helden in mijn jeugdboeken zijn kinderen die lef hebben. Ze willen zelf onderzoeken wat er speelt en gaan daarvoor van het gebaande pad af. Vaak met humor en een vleugje magie.
In 2012 bracht ik het boek De Woonschool (uitgeverij Balans) uit. Dit verhaal gaat over Suus, die als enig normaal begaafde opgroeide in een gezin van zwakbegaafden in een achterstandswijk. In het boek waaraan ik momenteel werk gaat over een moeder die niet kon moederen en haar kinderen die daardoor het gevoel hadden dat ze geen bestaansrecht hadden.