Niemand vindt zichzelf slecht, dus ook mijn hoofdpersoon niet

By 27 april 2018Blog

 Schrijven als oefening in compassie

 

 

Mensen vragen me met enige regelmaat meer te vertellen over mijn worstelingen met het schrijven.

Laat ik een poging wagen, want zo kan ik zelf ook ontdekken wat me dwarszit in de tragische familiegeschiedenis die ik aan het uitpluizen ben en waar ik steeds in vastloop.

Ik startte zoals elke biograaf. Begon met het interviewen van de hoofdpersonen, mensen in de eerste, tweede, derde kring er omheen.

Ik kwam steeds meer over het leven van de kinderen van de moeder- die–geen–moeder kon zijn te weten. En dat maakte dat ik weerzin ontwikkelde tegen haar, de hoofdpersoon. Dat bleek funest. Een schrijver behoort boven de partijen te staan en moet zich in elk personage kunnen inleven.

Een collega geeft me de tip om deze niet-moeder te beschrijven als de antagonist, de tegenspeler.

Ik weet niet waar te beginnen.

 

David Grossman, de gelauwerde Israëlische auteur, schrijft in het indringende essay De ander van binnenuit kennen, dat je ernaar moet streven om ‘de kern te bereiken van de ander als ander, en daar de ander te ervaren als iemand die zelfstandig en onafhankelijk bestaat, als iemand die een hele wereld is met een eigen innerlijke geldigheid en een eigen innerlijke logica.’

Grossman heeft het over een helder besef krijgen van de ander, het principe van de ander.

 

Fall in love with the bad ones

Een paar jaar geleden volgde ik een vierdaags seminar van de Amerikaanse fameuze scriptdokter Robert McKee.

Daaruit is me onder andere de volgende quote bijgebleven: ‘It is essential to fall in love with all your characters, especially the bad ones.’

Zijn oplossing: voel je weerzin naar een personage, vraag je dan af: wat zou ik in zijn of haar plaats doen? Bedenk dan dat je alles doet om je uit de situatie te redden. Niemand wil als een ellendeling overkomen. ‘No one thinks he is bad.’

 

 

Boeddha logica

In feite zegt McKee dat je mededogen moet hebben. En dat brengt me bij een Boeddhistische oefening in compassie die ik ooit tijdens een retraite leerde.

Een meditatie oefening:

–  Eerst ga je compassie voelen voor iemand die je graag mag (makkie).

–  Dan voor een neutraal persoon , een onbekende: een voorbijganger, de kassière bij Albert Heijn, de man die met zijn wandelstok de straat oversteekt. Je haalt je die persoon voor de geest en visualiseert dat het hem of haar goed gaat (ook niet ingewikkeld).

–  Pas nu komt de echte oefening: je neemt een persoon voor ogen die je tegenstaat, of die je zelfs haat. Bedenk dan eerst waar je zelf in je leven gebreke bent gebleven, zo oefen je in nederigheid. Neem dan weer die nare persoon voor ogen, stel hem/haar voor als kind. Want is het niet zo dat ook de meest wrede heersers ooit onschuldige kinderen waren? Visualiseer vervolgens hoe die persoon was als kind. Soms komt er dan een beeld boven, waardoor je bepaalde handelingen of karaktertrekken kunt begrijpen.

Binnen het boeddhisme oefen je zo mededogen: uiteindelijk gun je ook een slechterik een wedergeboorte in de hemel.

 

Innerlijke logica

Als schrijver ga ik op zoek naar de prille jeugd van de anti-held, en dan vooral naar het moment waarop ze haar onschuld verloor en haar leven volgens haar innerlijke logica begon vorm te geven.

 

Meer blogs ontvangen? Meld je dan aan: http://christeljansen.nl/newsletter/

 

 

 

 

 

www.christeljansen.nl

Author www.christeljansen.nl

More posts by www.christeljansen.nl