Karel kan heel mooi en hoog zingen.
Zo hoog dat de ramen ervan barsten.
Daarom wordt hij het huis uit gezet.
Het is bijna kerst en ijskoud, maar Karel heeft geluk.
Hij mag zingen in het straatkoor van meneer Jacob.
Maar is het wel een écht koor?
Wat wil meneer Jacob met Karel?
En hoe zit het met de deftige heer en zijn zieke dochter?