‘Je bent gewoon een onwijs goede drummer.
Vooral omdat je niet goed kunt horen.’
Isa bijt op haar onderlip.
Iedereen had deze opmerking moetn maken.
Maar Kas niet .
Juist Kas niet.

Ooit speelde Isa piano.
Nu is ze veertien en is doof geworden.
Maar ze drumt als de beste.
Ze voelt het ritme met heel haar lijf.
Muziek is haar redding, haar andere stem.
Binnenkort krijgt ze een CI (cochleair implantaat).
Blijft de muziek dan wel hetzelfde?
Isa wil niet bij de dovenwereld horen, maar waar hoort ze dan bij?
Isa’s vriend Kas wil haar liefst alleen zien, zonder anderen.
Schaamt hij zich omdat ze doof is?
Of wil hij niet toegeven dat zij beter muziek maakt dan hij?